Helmut Altendorfer voelt zich niet op zijn gemak in de voorheen zo vertrouwde smalle straatjes van Hellevoetsluis. Hij loopt zijn avondpatrouille aandachtiger dan anders. Alles is ook anders de laatste tijd. De boerin waarvan hij die middag een paar worstjes had gekocht, had hem met een minachtende blik de vleeswaar fruit toegeworpen. De haatdragende blikken van de burgers die hem en zijn kameraden die middag waren toegeworpen waren hem niet ontgaan. Er broeide iets. Aagjes ouders hadden hem gisteren onomwonden verboden nog langer omgang met hun dochter te hebben. Helmut heeft heimwee naar thuis, naar Vati en Mutti in zijn geboorteplaats Köningsfeld in Pruisen. Wat had hij hier nog te zoeken? Een aantal van zijn compagniesmaten was hem al gesmeerd. Die wachtten de vijand niet af. Die vijand komt steeds naderbij, zo gaan de hardnekkige geruchten, ondanks de krampachtige propaganda van het hoofdkwartier die het tegendeel beweert. Helmut zucht en sjort zijn zware wapen hoger op de schouder. Er höft der Krieg wird schnell beëndet sein…
Helmut loopt niet in Hellevoetsluis in mei 1945. Hij loopt zijn rondjes in het Franse garnizoen van Hellevoetsluis in december 1813. Als gedwongen ‘Etranger’, één van de paar honderd in Franse dienst gedwongen voormalige Pruisische krijgsgevangenen.
Midden oktober 1813 is de troepenmacht van de Franse Keizer verslagen in een vier dagen durende veldslag bij Leipzig. Sindsdien zijn de Fransen op de vlucht voor de Oostenrijkers, Pruisen, Zweden en vooral de afschuwelijke Russische Kozakken, die als baarlijke duivels huishouden in de ‘bevrijde’ gebieden. De zorgen van Helmut zijn niet onterecht.Berichten over de door Napoleon verloren veldslag verschijnen druppelsgewijs in de couranten. Oranjegezinde drukkers verspreiden illegale blaadjes met nieuwtjes uit buitenlandse couranten over het Franse defait. Met enige terughoudendheid publiceert de Franse krant Moniteur Universel op 30 oktober het verslag van Napoleons nederlaag. Alle kranten verspreiden het bericht, zoals in het Vriesland Dagblad van het departement Vriesland of Journal du departement de la Vrise van 07 december1813. Vanaf dat moment dringt het pas echt door tot alle lagen van de bevolking: het einde van Napoleons heerschappij over ons gebied nadert.Ondertussen worden clandestien plakkaten op de muren geplakt, ondertekend door de Pruisische generaal Blücher, waarin strenge straffen toegezegd worden aan de Pruisische ‘verraders’ die blijven doorvechten voor de Fransen. Daardoor hebben de Franse officieren geen vertrouwen meer in de loyaliteit van hun manschappen en krijgen Helmut en zijn maten met hun achterdocht en wantrouwen te maken. Arme Helmut. De bevolking haat àlle Franse soldaten, de Pruisen beloven hem op te zullen knopen en zijn eigen officieren zouden hem het liefst achter de wacht zetten.
Dat is in december 1813 de situatie in Nederland. Voor het gemak Nederland genoemd, maar dat is natuurlijk niet juist.
Wij waren in 1810 een serie Franse departementen geworden, na de geforceerde overname van het Koninkrijk Holland door de Franse keizer in 1810. Dit gebied heette het ‘Département des Bouches-de-la-Meuse’ oftewel Departement van de monden van de Maas. Kanton Brielle, om exact te zijn. Bestuurd vanuit de hoofdstad Den Haag door prefect Goswin de Stassart, die leiding gaf aan een aantal subprefecten. Zij gaven de orders en gaven de besluiten van de prefect weer door aan de lokale maires.Te Den Haag verbleef op dat moment de Prins van Oranje, Willem Frederik. Hij was op 30 november 1813 door het Engelse fregat The Warrior op het strand van Scheveningen afgezet om de taak van souverein vorst op zich te nemen. Dat gebeurde op uitnodiging van een drietal Haagse notabelen: Gijsbert Karel van Hogendorp, Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum. Zij hadden en passant een provisionele regering in naam van de prins gevormd: het Hoog Bewind. Overigens had het nog al wat voeten in de aarde gehad om Willem te vinden. Hij had zich mokkend teruggetrokken op een Engels landgoed nabij Londen omdat zijn aanspraken op eventuele heerschappij na het vertrek van Napoleon door de Engelsen in eerste instantie niet serieus genomen werden. Maar de politieke situatie veranderde snel. Na zijn aankomst was één van de eerste dingen die hij deed, een proclamatie uitvaardigen, waarin hij aankondigde: "Ons gemeene Vaderland is gered: De oude tyden zullen weldra herleeven." Op 1 december werd Willem tot soeverein vorst uitgeroepen, wat op 2 december door hem werd aanvaard.Ondertussen waren in het Departement van de monden van de Maas voor de Fransen de rapen gaar. Net als in de rest van het land trokken ambtenaren met hun hele hebben en houden op karren richting veiliger oorden. Franse soldaten werden met stenen en straatvuil bekogeld. Vooral de gehate douaniers moesten het ontgelden. Hun wachtlokalen werden veelal in de fik gestoken. De Fransen kozen eieren voor hun geld en trokken weg. Zo ook in Den Briel, waar in één nacht 50 Etrangers het hazenpad kozen. Toen daar het bericht aankwam dat er een fors aantal Franse mariniers zouden worden ingekwartierd, voelden de overgebleven Etrangers, waaronder Helmut, nattigheid. Zij kwamen in opstand, overvielen de poortwachten en gingen er eveneens vandoor.
Direct verzamelden de Franse bevelhebber de resterende soldaten op de markt, waar zij voor het stadhuis en de hoofdwacht post vatten, vergezeld van twee veldstukken met schroot geladen, waarmee zij het roerige volk in bedwang probeerden te houden.
Met hulp van Hollandse kanonniers van de kustbatterij veroverde een aantal Brielenaren twee stukken geschut van de Kustartillerie en voerden deze richting markt. Er ontstond een vuurgevecht waarbij onder een aantal burgers gewonden vielen. De fransen waren gedwongen zich terug te trekken op hun wachtkwartier en gaven zich kort daarna over. Twee soldaten en drie burgers werden bij deze actie gedood en verscheiden gewond. Voor de Zuidpoort waren inmiddels de verwachte mariniers verschenen, die na beschoten te zijn rap naar Hellevoetsluis terugkeerden. De volgende dag werden krijgsgevangenen en collaborateurs afgevoerd naar Den Haag.
De strijd verplaatste zich nu naar Hellevoetsluis.
Wat er precies heeft plaatsgevonden is verloren gegaan in de loop der tijd. Maar we kunnen ons voorstellen dat men in Den Haag niet had verwacht dat de bevrijding van het zuiden van het departement zich zo snel zou voltrekken. Inderhaast werden viceadmiraal Kikkert en de generaal Zweers de Landas naar Den Briel afgezonden om de dappere bevolking namens de prins te bedanken, waarschijnlijk vergezeld van een met oranje getooide compagnie van de overgelopen Haagse Nationale Garde en inderhaast opgetrommelde oudleden van de burgerwacht.
De geïmproviseerde troepenmacht van Zweers de Landas, aangevuld met de meer krijgshaftige leden van de Brielse bevolking en wat boeren, zou optrekken naar de vesting Hellevoetsluis. Op 3 december zond de generaal een onderhandelingsteam, bestaande uit een kapitein-luitenant met een tamboer om de overgave van het Franse garnizoen van Hellevoetsluis te bespreken. In plaats van een antwoord ontving de delegatie echter musketvuur en kanonskogels van de voor Hellevoetsluis liggende Franse schepen. Dit viel niet bepaald in goede aarde bij de aanstaande bevrijders, want het druiste in tegen het toenmalige krijgsfatsoen.
Het Franse garnizoen van Hellevoetsluis bestond uit een compagnie van de Garde National, meerdere uit Den Briel gevluchte infanteristen, douaniers uit Overflakkee die in Hellevoetsluis een veilig heenkomen hadden gezocht, een uit Hollanders bestaande afdeling van de kustartillerie en een eenheid Etrangers. In barakken aan de Heerenweg, tegenwoordig de Opzoomerlaan, lag bovendien een eenheid van zo’n 700 manschappen. Daarnaast bestond de bemanning van de voor de kust liggende Franse korvetten, barken en brikken uit vermoedelijk een duizend koppen. Al met al een respectabele bezetting voor een belegerde vesting.
Alle eenheden die door de Fransen niet meer werden vertrouwd waren echter ontwapend en konden geen rol van betekenis spelen.
Zweers de Landas viel de vesting vanuit het noorden aan met een artilleriebarrage van de in Den Briel veroverde stukken. Het vuren werd vanuit de vesting heftig beantwoord. Tegen de avond trokken de troepen van de prins zich terug op Nieuwenhoorn. Een deel van de militie zou daar overnachtten, de rest zou terugkeren naar Den Briel. Hierop deed de Franse bezetting een uitval om de plaats van de aanval vanuit de Struyten te verkennen. Het Rijks Hospitaal, dat van alles overvloedig voorzien was geweest, was waarschijnlijk reeds door de Brielse militie leeg gehaald. De Fransen konden niet veel bruikbaars vinden. Toen de Fransen inzagen dat hun positie onhoudbaar was, vertrok het garnizoen van Hellevoetsluis in de nacht van 5 op 6 december in alle stilte met hun vloot. Voor het vertrek had men, zoals gebruikelijk, de kanonnen onbruikbaar gemaakt door deze te vernagelen.
De aftocht verliep zonder schade en enig letsel te hebben veroorzaakt.
Het opgeven van de vesting, was mede toe te schrijven aan een Engelse vloot, die voor het Goereese Gat was verschenen en daarmee de terugtocht naar Willemstad en Antwerpen afsneed. Deze zelfde vloot zette 50 mariniers aan land om hier een bruggenhoofd te vestigen voor een grotere landing.
Op 5 december 1813 vond de bevrijding van Hellevoetsluis plaats, na drie dagen te zijn belegerd. Op 6 december werd een delegatie naar Den Haag gestuurd, om de Soevereine Vorst op de hoogte te stellen van het goede nieuws.
Tot zover de gebeurtenissen in 1813.
Hellevoetsluis heeft na deze gebeurtenissen een belangrijke rol gespeeld bij het bevoorraden van de troepen die verder optrokken om de Fransen te verdrijven. Deze belangrijke haven was heel goed door de geallieerden te bezeilen en diende daarom als bruggenhoofd.
Meer is te lezen in het boekje 200 Jaar koninkrijk op Voorne en Putten.